Grand Cayman - Cienfuegos - Reisverslag uit Cienfuegos, Cuba van tanami - WaarBenJij.nu Grand Cayman - Cienfuegos - Reisverslag uit Cienfuegos, Cuba van tanami - WaarBenJij.nu

Grand Cayman - Cienfuegos

Door: Joseph

Blijf op de hoogte en volg

23 April 2009 | Cuba, Cienfuegos

Als we een halve week in George Town liggen, waait de wind uit de goede richting en begint het bij mij weer te kriebelen. We zijn immers nog steeds naar Cuba onderweg; met tussenstop, weliswaar. Maar ja, mijn knie is daar nog niet aan toe dus gaan we nog even niet. Ondertussen verkennen we een klein beetje het eiland. We bezoeken George Town met al zijn toeristische winkeltjes, wat supermarkten en doe het zelf winkels; die laatste zijn natuurlijk altijd interessant voor klussende bootmensen. Nou, de toeristische winkeltjes zijn net als overal eigenlijk; nu vind ik dat al snel, omdat mij het niet zoveel doet; al die juwelen, drank en t-shirts. De supermarkt is een ander verhaal: die zijn groots en hebben werkelijk alles, ze zijn echter ook groots in hun prijs... Een brood kost al gauw 4 dollar, een watermeloen 14 dollar, melk 3,5 en al die Europese lekkernijen zijn helemaal veel te duur. Karin staat verlekkerd naar een groot paasei van Cadbury's te kijken van 20 dollar!?! In Curacao kon je al deze dingen ook kopen, maar toch meestal voor de helft van deze prijzen en daar wordt toch alles ook net zo goed ingevlogen of per boot aangevoerd. Deze prijzen zagen we bij Kirk supermarkets, dus daarom zijn we daarna naar Hurleys gegaan. Die zit wat verderop op het eiland; zien we daar ook meteen iets van, tussen George Town en Boddentown in. We gaan naar het busstation en gaan met een minibusje langs het vliegveld die kant op. Eigenlijk in de middle of nowhere zit een mall met winkels, cafe's en een Hurleys supermarkt, en wat verderop een paar wijken met hele dure huizen. De supermarkt was dus ook duur, en het winkelend publiek kwam duidelijk uit die wijken... We kopen wat kleine dingen, die we toch nodig hebben en gaan weer terug naar de boot. Maar ja, in de middle of nowhere zijn meestal maar weinig bussen; wel reden er een hoop auto's, dus zijn we maar gaan liften. Na een minuut of vijf stopt er een klein autootje en mogen we mee met aardige Jamaicaanse man. Eerst zegt hij niet veel, en maar goed ook, want we vlogen over de weg. Hij had namelijk haast, want hij moest nog iemand oppikken. Hij werkt op het eiland als bouwvakker en verdient hier veel meer dan in Jamaica. Hij gaat een keer per jaar voor twee weken terug naar zijn familie. Bijna in het centrum worden we eruit gezet en lopen we verder terug naar de boot.
De volgende dag lopen we langs de seven miles beach road naar onder andere het strand. Heerlijk zand hebben ze hier: spierwit en lekker zacht. Je kan hier gelukkig altijd bij het strand komen, want dat is er voor het publiek, is de gedachte erachter. Dat is wel grappig want hier staan van die gigantische huizen, hotels of appartementen complexen aan het strand, en daar zijn dan simpele smalle -voor iedereen toegankelijke- zandpaadjes naar het strand tussen gemaakt. Nu we toch als toerist bezig zijn, willen we ook de turtle farm bezoeken. Het minibusje van het reguliere openbaar vervoer rijdt speciaal voor ons om, om ons bij de turtle farm af te zetten; de rest van de toeristen wordt vanuit hun hotel blijkbaar direct met een luxe bus voor de deur afgezet...
Eenmaal binnen blijkt de entree voor alleen de turtles al 18 dollar te zijn en om het hele park -inclusief dolfijnen- te mogen zien, moet je per persoon $ 45 neertellen. Dat vinden wij veel teveel geld voor dieren die we ook in het wild langs onze boot zien zwemmen. Dan maar geen schildpadden aaien of met de dolfijnen zwemmen... We geven dit geld liever aan iets anders uit en bekijken alleen de souvenirwinkeltjes van waaruit je ook een deel van de farm kunt zien. Nu we toch in Westbay zijn, gaan we ook even kijken bij de hel. Dat blijkt een grillige, zwarte rotsformatie te zijn die door weersinvloeden en een micro-organisme zo ge-erodeerd is. Het ziet er inderdaad onheilspellend uit en de hel zou er zo best eens uit kunnen zien...
's Avonds laten we ons eens goed verwennen en gaan we luxe uit eten, compleet met wijn en voorafje in een "echt" restaurant met een menukaart, wijnkaart en een mooie inrichting; kortom zoals we in Europa gewend zijn, maar niet in de lunchtentjes waar we meestal in Honduras hebben gegeten. We hebben een geweldige avond, eten en drinken heerlijk bij Guy Harveys. Guy Harvey is een marine bioloog die het slim bekeken heeft en van zijn hobby (vissen en schilderen) z'n werk heeft gemaakt. Hij heeft een atelier/winkel in George Town en op nog 3 andere locaties in de wereld en ook nog een restaurant hier in George Town, dat op een verantwoorde wijze vis en schaal- en schelpdieren op de menukaart heeft staan. We zijn onder de indruk van zijn schilderkunst en van zijn kok in het restaurant. De volgende dag blijkt echter dat we niet meer zo goed tegen zoveel eten en wijn kunnen. Onze darmen zijn een beetje van slag, zeg maar en Karin heeft een flinke kater. Toch gaan we op pad om een visum voor Cuba te kopen. Dat blijkt op het vliegveld te kunnen, hebben we uitgevonden na bij 2 reisbureaus te hebben geinformeerd. Uiteindelijk blijken we toch nog verkeerd geinformeerd, want we moeten niet bij Cayman Airways zijn, maar bij een klein Cubaans reisbureautje Lilly Travel. Dat zit gelukkig ook bij het vliegveld, want Karin heeft het helemaal gehad, dat lopen in die hitte met een kater. Daarna moeten we ons nog terug haasten om op tijd te kunnen uitklaren. Daar komen we net op tijd aan om de mensen van port security, immigratie en douane nog te treffen; van allemaal hebben we weer een formulier en stempels nodig. Helaas blijkt de douane niet -zoals eerder afgesproken- onze ingeleverde speargun op de boot af te leveren, maar moeten we de volgende dag zelf nog komen ophalen met de dingy omdat we er niet mee over straat mogen lopen.

We hebben een afschuwelijke nacht op anker; we liggen nu echt op open zee met deze windrichting en de boot gaat continu op en neer; we worden er bijna zeeziek van. Als dan de motor van de dingy het laat afweten, besluiten we om zonder speargun te vertrekken. Dat ding geeft toch niets dan ellende: we gebruiken hem nooit en in sommige landen moet je hem inleveren alsof je een of ander gevaarlijk wapen bezit. Bovendien hebben we geen zin om nog een seconde langer op deze ankerplaats te blijven liggen. Karin bereidt maaltijden voor de oversteek voor, we maken de boot zeilklaar en off we go, richting Cuba.
Er staat wel wat meer wind dan voorspeld, maar ach, dat is meestal het geval. Alleen blijkt dat er om de hoek meer dan 30 knopen wind staat en na een uur beuken op en door de golven, spoelt er een gigantische golf over dek en scheurt de fok. Dat is balen, want met zoveel wind is dit eigenlijk het enige zeil dat we kunnen zetten; de rolgenua wordt anders helemaal uit z'n fatsoen getrokken en de andere genua is van te dun materiaal. Daarom reeft Joseph de fok zo goed en zo kwaad als het kan (bedankt voor de reefogen, Frits!) en met een enigszins vervormde fok zeilen we weer verder en gaan we nog vooruit ook. Na een aantal uren wordt de wind minder lijkt het, en ik rol de genua half uit. Na vijf minuten begint het weer te waaien en staat er weer 34 knopen, ongelofelijk. Ik rol de genua maar weer in en accepteer dat we blijkbaar niet harder mogen... Op deze manier zijn we alleen niet voor het donker bij de ankerplaats die ik in gedachten had. De wind varieert hier tussen de 20 en 34 knopen, en dat is gewoon teveel voor de genua want die willen we toch echt heel houden. Pas tegen middernacht kunnen we eindelijk de genua uitrollen en snelheid gaan maken. Ik rol de genua half uit en trim deze zo dat de genua geen last heeft van de fok. Hiermee gaan we 1,5 knoop harder; als we dit volhouden, halen we het wel de volgende dag voor het donker. We kunnen de hele nacht goed doorvaren en 's ochtends wordt het zelfs weer teveel. Toch scheuren we verder, en alles gaat verder prima. Karin ziet in de ochtend een kleine marlijn het water uit springen, dat zijn de echt mooi beesten! Hij pakte gelukkig niet ons aas, want deze vissen zijn zeldzaam! De wind begint minder te worden en dat betekent meer zeil erop. De reven kunnen eruit, en na een half uur kan de genua helemaal worden uitgerold. Een half uurtje later moet ik de genua al weer inrollen, en daarna mag er weer een reef in: ach, dan heb je tenminste iets te doen... Een uur later houdt de wind er weer mee op, en kunnen de reven er weer uit en dan moeten we zelfs de motor starten. We motorzeilen met zes knopen richting Cuba en komen om vijf uur (nog net op tijd om met licht binnen te varen) aan bij de ankerplaats. Het blijkt een wijde doorgang te zijn tussen twee eilanden. Ik heb mij duidelijk vergist in de schaal. Honderd meter voor ons verandert het water van kleur en binnen de kortste keren zitten we op 10 meter diepte. Gelukkig staat de wind niet op de kust, anders hadden we hier flinke golven gehad. We hebben van Cuba een pilot van Nigel Calder, een bekende schrijver van zeilboeken uit de VS. Volgens andere mensen is dit een goede pilot, dus we vertrouwen hem dan ook maar. Toch; als we naar de kust varen, naar het strand -zoals hij het noemt- begrijpen we totaal niet waar we moeten ankeren en waar we beschutting zouden moeten krijgen... Het water is rustig, het stroomt wel, maar door de wind zijn er geen golven. Als we twee meter onder de kiel krijgen denken we dat we in het anker gebied zijn, maar de bodem ziet er niet zo uit. Doordat het water groen gekleurd is ziet alles er vreemd uit. Als we een lichter stuk zien -wat meestal duidt op zandgrond- gaat het gelijk helemaal mis. Het anker houdt helemaal niet en als we het ophalen hebben we er een flink stuk koraal aanhangen. Karin vond de ankerlier al zo slecht reageren, maar dat was natuurlijk niet zo vreemd, want we hadden er wel 50 kg extra aanhangen met die brok koraal... Als we het anker weer laten vallen hoop ik dat we er vanaf zijn, maar het komt weer helemaal mee naar boven, sterk spul! Dan verzinnen we iets anders: we halen een lijn door de beugel van het anker heen en laten daarna de ketting gaan. Hiermee zakt het brok koraal van het anker en we kunnen weer verder voor een nieuwe poging. Ik bestudeer de baai nog eens en vermoed dat hij een plekje bedoelt nog veel dichter naar de kust toe. We varen rustig naar de kust en de diepte blijft 2 meter onder de kiel. Als we een paar honderd meter verder zijn, verandert de bodem van kleur en wordt eindelijk een stuk lichter. Binnen de kortste keren varen we er alweer doorheen en komen we weer in een stuk met alleen maar wier terecht en het wordt erg ondiep, dus blijkbaar was dat het?!? We varen terug en ankeren met 1,5 meter onder de kiel in zand en liggen eigenlijk best goed. Ik zet de motor uit en dan komt er een rust over ons heen die we lang niet hebben mee gemaakt na de winderige en woelige baai van Grand Cayman!

De hele nacht blijft het rustig en we worden best wel uitgerust wakker. We zijn nu in het gebied dat Jardines de la Reina wordt genoemd. Een gebied met heel veel eilandjes en zo groot als Noord Brabant. Een gebied dat lastig is te bevaren omdat er zoveel ondieptes zijn en deze niet altijd goed op de zeekaart staan aangegeven. We gaan vandaag naar Cayo Cuervo, een stel eilanden, mangroven en met een rif aan de buitenkant. Volgens de pilot kan je hier goed ankeren en lig je beschut tegen alle winden. Nou ja, zoveel wind is er nu ook weer niet. We motorzeilen met 5 knopen wind en snelheid die kant op en komen daar vroeg in de middag aan. In de ingang van de lagoon ligt een visserschip met zijn netten half in het water en zo te zien voor anker. Naast ons komt een visser langs gevaren en die parkeert hem aan de achterkant tegen de andere visser aan. Vervolgens gaan ze ons aan staan te gapen en zwaaien wanneer wij zwaaien als we ze passeren. Ze kijken ons na en als we ver genoeg zijn gaan ze weer wat doen, alleen wat, is niet helemaal duidelijk. Beide vissers komen uit Cienfuegos, hopelijk hebben ze geen contact met de autoriteiten, want we varen hier wel illegaal (zonder ingeklaard te hebben) rond... Als we aankomen bij de ankerplek zien we een mooi plekje vlakbij een wit strandje. Een meter of vijftig verderop ligt een eilandje met paaltjes erom heen. Niet helemaal duidelijk waarvoor dit is! We ankeren met 4 meter onder de kiel en liggen mooi aan hoge wal. Het is erg warm hier en we spannen gelijk allebei onze zonnetenten en ik hijs de rubberboot -die op zijn kop op het voordek ligt- omhoog, zodat we wat ventilatie krijgen. Cuba is duidelijk een stuk warmer, dan waar wij vandaan komen. Als we de hitte beu zijn, gaan we zwemmen. We willen naar het strand en misschien wel het rif. Eenmaal in het water zien we niet veel, de bodem niet, het anker niet en geen enkele vis. Vreemd allemaal. We zwemmen naar het zandstrandje en lopen daar wat rond en vinden een paar mooie schelpen. Ze stinken gigantisch, want er zit nog wat in, ik spoel ze goed uit, maar de lucht blijft aanwezig... Aan de buitenkant van het eiland ga ik weer het water in, maar ook hier is maar weinig te zien. Het enige interessante is een grote conch schelp (zee-slak) waarvan de bewoner snel wegschiet. Meestal zijn de conch schelpen leeg, en liggen als afval in het gehele caribische gebied op de bodem van de zee. De lokale bevolking eet ze namelijk graag, en een afval probleem kennen ze nu eenmaal niet, vandaar. Het is nog niet zo eenvoudig om een conch klaar te maken; het vlees is nogal taai! Je moet het eerst flink plat slaan, zodat het wat soepeler wordt en je het kan klaarmaken om te eten. Net voor het donker worden krijgen we gezelschap van nog drie visserschepen. Twee gaan naast elkaar liggen en zo te horen aan de muziek, hebben ze het gezellig. 's Avonds draait de wind van het noorden naar het westen en liggen we nog steeds prima. Als ik net voor middernacht wakker word, omdat ik de zonnetent hoor klapperen van de wind, begrijp ik niet hoe we liggen. De lichten van de vissers om ons heen kan ik totaal niet plaatsen en de geluiden van de brekende golven ook niet: namelijk achter ons i.p.v. voor ons... De wind blijkt 180 graden gedraaid en nu liggen we dus aan lager wal en niet ver van de kant vandaan. We hebben twintig knopen over dek en soms zelfs twee en twintig. We zijn wel wat gewend en ik vertrouw het anker helemaal. Toch voelt dit niet goed en ik zeg tegen Karin dat we ergens anders moeten gaan liggen. Karin is hier niet blij mee, want ze ziet 's nachts niet veel en natuurlijk is het net nieuwe maan geweest en dus pikdonker. Ik start de motor, Karin haalt de voorloop van touw van de ankerketting, ik vaar de boot wat naar voren en Karin haalt de ketting op. De ankerlier doet het niet goed zegt Karin en ze begrijpt waarom als het anker bijna boven is: er zitten namelijk drie staaldraden omheen van elk een centimeter dik! Wat hebben wij nu toch weer, gelukkig blijft de boot op zijn plek en kunnen we bedenken hoe we dit nu weer gaan oplossen. Eerst probeer ik met de pikhaak, maar dit sloopt eigenlijk de pikhaak alleen maar en verder gebeurt er niks. We proberen een lijn door de beugel van het anker te halen. Na wat geploeter lukt dit, we zetten de lijn vast en laten voorzichtig de ketting gaan zodat hopelijk de staaldraden eraf schieten. Na wat getrek aan de lijn schieten de staaldraden eraf en wil ik snel mogelijk naar het roer van de boot om weg te varen; ik bots echter bovenop Karin die tegen de rubberboot aanvalt! De boot zwaait om als een gek en vaart recht op het strand af. Ik zet de motor achteruit en draai de boot weer tegen de wind in om richting de nieuwe hogewal te varen. Op de computer is goed te zien waar we naartoe moeten en ik volg deze dan ook maar. Buiten is alles donker en kan me alleen orienteren op een visser die duidelijk licht op heeft. Dit is de visser die bij de ingang van de lagoon ligt. Er zijn wel meer lampjes, maar ik snap niet waar die boten liggen... Volgens de computer moet het binnenkort ondieper worden en daar wil ik gaan ankeren. Dit klopt aardig waar dit zou moeten gebeuren, ik vaar een rondje om de diepte te pijlen om ons heen en Karin laat het anker vallen. Het anker pakt niet gelijk, maar dan uiteindelijk wel en liggen weer veilig. De schade bij Karin valt gelukkig mee, alleen haar bril is wat verbogen... De volgende dag zien we waarom ik twijfelde aan de lampjes om ons heen, we lagen namelijk met wel elf vissers om ons heen i.p.v. drie!

Omdat deze Cayo een beetje tegenviel qua snorkelen, willen we naar een mooie, aangezien deze echter pal in de wind ligt, besluit ik toch om daar niet naartoe te gaan. Ik heb het weer even gehad met aan de wind varen... We draaien om en varen richting wat andere plekken. Deze plekken zijn volgens de pilot enigszins ondiep. Nou ja, volgens de schrijver moet het lukken met 1.80 meter diepgang, wij zijn 1.60 dus dat moet helemaal gaan. Het eerste stuk kunnen we zeilen, maar dan is het weer gedaan met de wind en mag de trouwe motor weer aan. De vislijn hangt uit, dus kom maar op met die vissen! Als we Canal Boca Grande naderen, zien we de bodem verschijnen. Het is hier heel helder en dus zien we de mooie kleuren van de bodem goed. Blijkbaar zien de vissen ons lokaas ook goed, want we hebben beet, nou ja even dan, want de vis is al weer los. Vijf minuten later is het weer raak, jeetje wat een joekel. Ik haal de vis in tot op vijf meter van de boot en weg is ie, weer los. Als we bijna door het kanaal van Boca Grande heen zijn is het weer raak en deze keer blijft de vis aan de lijn. We hebben deze keer een mooie dikke goud makreel. Deze vis biedt echt weerstand en blijft onder water tegenspartelen totdat ie bij de boot is, dus je hebt geen idee wat je aan de lijn hebt!
Inmiddels zijn we bij de eerste ankerplaats aangekomen. Het lijkt wel midden op zee, nou ja misschien dat het rustiger wordt bij de kust. Volgens de schrijver wordt de golfslag gebroken door een rif iets verderop. De wind staat echter iets anders dan normaal, namelijk uit het zuiden i.p.v. het zuid-oosten. Bij de aanloop gaat de dieptemeter gelijk naar twee meter onder de kiel en gaat langzaam verder naar 1 en dan wordt het 0.7 en als ik 0.5 meter zie, heb ik er genoeg van. Er zitten namelijk ook nog koraal hoofden rond om ons heen, waar het nog ondieper is. Een voordeel is wel dat je niet eens hoeft te snorkelen om het onder water te kunnen kijken; zo ondiep en helder is het hier. We draaien om en ik vaar de exacte route terug zoals op de digitale kaart van de computer te zien is. We komen veilig weg en varen naar de volgende plek. Deze is bij het volgende eiland aan de andere kant van het kanaal. Dit is een beschutte plek voor alle winden, maar hier is de ingang nog wat ondieper. We zitten in het tweede hoog water van die dag, en dan moet het volgens de pilot gaan. De pilot is tien jaar oud, dus of dit nog klopt... De ingang naar de lagoon is gemaakt door vissers, die zijn precies twee meter diep en hebben met hun kiel geulen gemaakt om binnen te kunnen komen. Als het goed is, staan er twee stalen palen in het water om de ingang aan te geven. Die zien we helaas niet, maar we proberen toch volgens de uitleg naar binnen te varen. Er is een GPS positie en van daaruit moet je 310 graden gaan varen en dan moet je het eerste merkteken 10 meter aan stuurboord houden. Als we dit doen wordt het steeds ondieper en verschijnt er uiteindelijk zelfs nul op de dieptemeter! Als ik naar bakboord kijk, zie ik in een keer een houten staak in het water staan die door de mangrove-bosjes erachter, niet opviel. Ah, daar moeten we zijn. Ik draai voorzichtig de boot om, raken de grond niet eens en varen voorzichtig naar de staak toe. Vervolgens zie ik ook de andere en we varen langzaam naar binnen. Het blijft ondiep, af en toe hooguit dertig cm, maar ja, dat is genoeg om hier binnen te komen. Hopelijk komen we morgen weer weg! We ankeren in de lagoon en genieten van de rustige omgeving en weer een mooie zonsondergang. Een zonsondergang is nooit hetzelfde, en voor een zonsopgang geldt dat net zo. De volgende dag is ander weer, namelijk zwaar bewolkt en het regent. Als we naar buiten varen uit de lagoon, is er nog minder water dan de dag ervoor en lopen we deze keer wel aan de grond. We varen achteruit en ploegen zo ook een geultje! We proberen het nog een keer, wat verder naar het oosten en komen nu wel weg. Door de jaren heen is het hier duidelijk ondieper geworden. Niet zo raar natuurlijk met al die stormen en orkanen. Dat is hier ook wel te zien aan de begroeiing: veel mangrove struiken en bomen hebben geen bladeren meer.

We hebben het gehad met dit gebied, niet dat het niet mooi is, maar vooral omdat je bijna nergens normaal kunt ankeren. Ik vraag mij af wat er gebeurt wanneer het hier echt hard waait; want dan kom je dus echt nergens binnen, vanwege de golven.
We gaan nu rechtstreeks naar Cienfuegos. Normaal vaar je in twee dagen van George Town naar Cienfuegos en wij doen er iets langer over -namelijk een week- door de omweg die we hebben gevaren. Hopelijk doen de autoriteiten hier niet moeilijk over. Eigenlijk hoor je eerst in te klaren in Cienfuegos en dan weer tegen wind en stroom terug te varen, maar daar hadden wij echt geen zin in! We zeilen met een knoop of drie, soms vier richting Cienfuegos. We spannen de zonnetenten, want de zon is er weer en het is snikheet, wat komt doordat we de wind mee hebben. Veel wind is het niet, maar ja we hebben geen haast. 's Middags moet uiteindelijk de motor toch aan want de snelheid zakt zelfs onder de twee knopen. We varen langs Cayo Breton, een kreeften vis station, helaas is de kreeft op en is het vis station daarom gesloten. We krijgen hier stroom tegen en moeten meer de zee op om hier vanaf te komen. Er passeert een zeeschip vlakbij en we zien nog een zeiljacht op afstand passeren. Je bent nooit echt alleen op zee. 's Avonds denk ik weer een schip te zien, maar dit blijkt uiteindelijk een stad te zijn. Het was zo helder, dat de hoogste lichten van de stad de vorm van een schip vormden. Toen we dichterbij kwamen, werden het wel erg veel lichtjes en bleek het de stad Casilda te zijn. We kunnen weer een paar uurtjes zeilen, en 's ochtends krijgen we steeds meer wind en golven. Voor de baai van Cienfuegos staat een golfslag waarmee de stuur automaat geen raad weet, zo erg slingeren we. Ik stuur het laatste stuk zelf en het valt inderdaad niet mee. Er komt een zeiljacht naar buiten, die gaat de richting op waar wij vandaan komen. Lekker batsen tegen de golven en de wind in, op de motor... Het is maar waar je zin in hebt; wij voorlopig niet meer. Cienfuegos ligt in een grote, afgeschermde baai met een smalle ingang van en naar zee. Als we binnenkomen, zijn er boeien die netjes aangeven hoe we moeten varen, dit is toch weer even geleden dat we dit gezien hebben! In de ingang zit de Guarda Frontera waar we ons moeten melden, voordat we verder mogen. We mogen gelijk verder, dit is schijnbaar niet altijd zo, soms wil men meevaren om je in te klaren, of bieden ze een pilot aan van 30 dollar terwijl je die echt niet nodig hebt. Misschien heeft het ermee te maken dat Karin al sinds een uur elk kwartier netjes oproept via de marifoon en aangeeft wie we zijn en waar we naartoe willen; niet dat ze er antwoord op kreeg, maar waarschijnlijk hoorden ze ons wel. We volgen de boeien en komen uiteindelijk bij de marina. We zoeken een plekje aan de noordzijde en leggen aan. We worden gelijk geholpen door de Amerikanen Sandy en Ed van de Brisa, die we al gezien hebben in La Ceiba. Maar goed ook, want het waait hard. Vervolgens komen de autoriteiten aan gelopen, de capitan del puerto, douane, immigratie, de haven meester en nog wat volk. De port captain legt uit dat eerst de capitan del puerto aan boord komt, dan de dokter, en vervolgens moeten we aan de kant nog langs de immigratie en de douane. Ze zijn heel vriendelijk en voorkomend, en schrijven zich helemaal te pletter om al de formulieren in te vullen die ze bij zich hebben. Overal zitten carbon papiertjes tussen, om het soms wel drie keer door te drukken. Dit moet natuurlijk allemaal gestempeld en ondertekend worden! De dokter komen met zijn tweeen en die hebben eigenlijk de meeste vragen over waar we vandaan komen (Caiman) en daarvoor (Honduras) en daarvoor (Panama), wat voor eten we aanboord hebben, en voor het eerst sinds twee jaar wordt er serieus naar de papieren van Ziggy gekeken. Ziggy had net een anti-rabiës prik gehad in La Ceiba, met daartussen voldoende dagen, dus dat was gelukkig goed, tekort en te lang ertussen niet.. Wat eten betreft hadden we zoveel mogelijk op gegeten, dat had misschien niet echt gehoeven, want waar ze moeilijk over deden was vooral kip, verse eieren en varkensvlees! De vis gevangen in Cubaanse wateren was ook geen probleem, alleen schijnt het zo te zijn dat je hier niet mag vissen. De mensen die aan boord kwamen dronken graag onze (Hondurese) koffie en dat zegt iets, want Cubanen zijn verslaafd aan sterke, geurige koffie met een berg suiker erin.

  • 23 Juni 2009 - 08:56

    Sannie:

    Hoi Karin,

    Van harte gefeliciteerd met je verjaardag! maak er een mooie dag van, zal proberen of het me lukt om je extra fotoruimte kado te doen, kan je meer foto's op
    het web zetten. We zijn nl erg benieuwd hoe de wereldreizigers er nu uit zien na een half jaar zon en zee...
    liefs, Sannie

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

We zij alweer een tijdje thuis en gaan in 2012 weer een stukkie verder varen.. Foto's van de afgelopen reis staan op: http://picasaweb.google.com/sytanami

Actief sinds 29 Sept. 2008
Verslag gelezen: 669
Totaal aantal bezoekers 41230

Voorgaande reizen:

01 November 2008 - 01 November 2009

Curacao naar ..

Landen bezocht: